Blader door transcripties » Historisch Centrum Limburg

archiefnummer 09.009, inventarisnummer 9214B, pagina 126

Geef een samenvatting van deze transcriptie

Transcriptie

1256
23 april 1897
Schuldbekentenis
uitgegeven voor tente Groose aan en ten verzoeke
van de schuldeischeres slanghen voornoemd der
achttienden Mei achttien honderd zelven en negenti
V
Voor Andries vncent Maria Lemméns, notaris
ter standplaats Klimmen, Arrondissement Maastucht
in tegenwoordigheid der hierna genoemde getuigen
verscheen.
Joseph Jacob Claessens, looijer wonende te voerendaal
gehuwd met Maria Anna Förster
Die verklaarde wegens geleende gelden ver„
schuldigd te zijn aan Maria Eva Slanghen
huishoudster wonende te Klimmen voor den elke
alhier tegenwoordig en aannemende is Frant
Willem Moonen winkelier en herbergier wonende
te Klimmen.
de som van vier honderd gulden
eischbaar tien jaren na heden en aflosbaar na eene voor
loopige opzegging van drie maanden waarvan de schuldenaar
zich verplicht interesten te betalen ad vijf ten honderd in het jaan
te rekenen van heden betaalbaar met vier ten honderd met
voldoende binnen de maand na den wervaldag zijnde
jaarlijk op heden even als de hoofdsom ten kantore van
mij notaris.
Tot meerdere zekerheid voor de betaling van de hoofdsom
interesten en even tueele kosten verklaarde de schul
denaar ten behoeve van gemelde schuldeischeres eerste
hijpotheek te verleenen op:
Gemeente voerendaal.
1 Acht aren tien centiaren huis en verdere gebouwen met tui gele
gen te voerendaal sectie A nummero 731. 722. 7.23.
2 Negen en vijftig aren dertig centiaren hooiland en
hakhout gelegen aldaar sectie A nummers 224
792. 793 en 1662.
Aan den schuldenaar in vollen eigendom toebehoorende
krachtens akte van scheiding verleden voor mij notaris acht
en twintig october achttien honderd zels en negentig
De comparanten verklaarden nog uit duikkelijk te
hebben bedongen.
a. Dat de schuldenaar de verbondene goederen miet
zonder toestemming van de schuldeischeres mogen of in
gebruik afstaan en geene vooruitbetaling van huur„
penningen mogen bedingen
6 Dat ingeval van vervreemding of inbeslagneming van
geheel of een gedeelte van het onderpand hoofdsom en
interesten dadelijk eischbaar zijn